Door: Jos van der Marel
Als student ging ik wandklimmen. Dat was in 1996 nog niet zo bekend. Daar begon het mee… Of eigenlijk klopt dat niet. Het begon er mee dat ik als kind klom in eh… alles, eigenlijk. En dat lukte ook vrijwel altijd. Ben er zelden uit gevallen. Mijn arme moeder. Vooral bomen en dan vooral die grote populier die op ons erf stond. Die met de grote boomhut. Dat gevoel van vrij willen zijn, bovenin de top van die boom, ben ik nooit meer kwijt geraakt.
Daarna ging het zoals bij zoveel mensen met een hobby: als student veel geklommen. Toen kwamen de kinderen en werk en toen ging het klimmen op een laag pitje. Vele jaren later wilde mijn dochter gaan klimmen (zou het erfelijk zijn?) en omdat ik dan toch elke week in de klimhal zat ben ik maar jeugdkliminstructeur geworden bij JKV Cocon. De alpine tochten met het hele gezin kwamen in dezelfde periode in beeld en we ontdekten het geocaching. En dan sta je een keer onderaan die boom met die T5-geocache… De radertjes in mijn hoofd draaiden op volle toeren. De beredenering ging ongeveer als volgt: Ik wil klimmen want dat voelt zo fijn. Nederland is best wel plat. Reizen is tijdrovend en duur. Ik heb een kast vol klimspullen. Vroeger klom ik veel in bomen. Google is mijn vriend. En opeens had ik een basiscusus boomklimmen geboekt bij TheTreeClimbingCompany. Daar werd ik heel blij van.
Ik dacht dat het wel op elkaar zou lijken maar het verschil had niet groter kunnen zijn. Het heet allebei klimmen en je gebruikt materialen met dezelfde naam maar dat is dan zo ongeveer de enige overeenkomst. Filosofie, materialen en de dagelijkse praktijk liggen ver uiteen.
Filosofie
Al vrij snel realiseerde ik me dat de filosofie van het klimmen in de rotsen heel anders is dan de filosofie van het boomklimmen. Denk er maar eens over na: een rotsklimmer klimt in de rots en gebruikt z’n materiaal alleen om in te vallen. En eventueel om even uit te rusten. Een boomklimmer klimt technisch gesproken niet in de boom maar in het touw en werkt in theorie de hele dag vanuit in z’n gordel. Of vanuit z’n sporen maar die laat ik even buiten beschouwing. Natuurlijk heb je dan behoefte aan heel andere materialen. Eigenlijk is het boomklimmen meer verwant aan het industrieel klimmen (IRATA) dan aan het bergsporten.
Een tweede wezenlijk ander uitgangspunt is de opbrengst. De ene partij is recreatief bezig en de andere partij werkt keihard. Er is dus een verschil in tijdsdruk. ‘relaxt een weekendje klettern in de Harz in Duitsland’ geef een heel ander gevoel dan ‘Die boom moet voor het einde van de middag versnipperd in de aanhangwagen liggen’
Materialen
Alle partijen zijn graag op hoogte maar willen niet vallen. Dus we beschermen ons, maar wel op een verschillende manier en met verschillende materialen.
Touw
De verschillen zijn zelfs in de basis, het touw, al duidelijk merkbaar. Touwen in de bergen zijn dynamisch met globaal 7% rek want dan breek je bij het vallen je rug niet maar touwen in de bomen zijn semi-statisch met globaal 3% rek want anders hang je te deinen en dat wil je niet met een kettingzaag in je handen.
Een bergsporter zit maar 1 keer vast, behalve als hij ‘stand’ heeft, en misschien is daarom de omgang met de touwen is ook heel anders. Bergsporters zijn een soort ‘panisch’ met hun touwen. Niet op staan, netjes op een kleedje en opbossen volgens protocol. Arboristen zitten, tijdens het werken in de boom twee keer vast: met de klimlijn en met een fliplijn. Voor de bergsporters onder ons: dat is een soort ‘stand’ maken maar dan aan een boom met een verstelbare lijn. Boom-lieden douwen hun touw vaak gewoon in een tas. Klaar.
Carabiners
De bergsporter gebruikt graag (nog steeds?) schroefcarabiners. Met argumenten zoals bewust gebruik en minder storings- en vuilgevoelig. Volgens mij zit een twist- of trilock gewoon altijd dicht. Geen gedoe. Risico loop je toch wel op hoogte. Daar maak ik me bij deze gemakkelijk vanaf. Er is al zo ongelofelijk veel over carabiners geschreven dat ik me daar niet aan waag.
Gordels
Heel anders. Sportgordel is licht en gebruik je om in te vallen en een boomverzorger zit uren in z’n gordel en wil ook nog stabiel zijn tijdens het werken. Zwaardere gordel, bredere padding, D-ringen links en rechts, verschuifbare brug, vlottere sluitingen, soms een schouderstuk, kortom een heel ander ding.
Knopen
Knopen zijn geweldig. Voor iedere situatie zijn er waarschijnlijk meerdere van toepassing. In mijn alpine cursussen heb ik maar erg weinig knopen geleerd dat is heel anders dan bij de basiscursus boomklimmen. Daar deden we eerst een flinke serie knopen, inclusief een examentje, en daarna pas de hardware. De essentie van de veiligheid en de handigheid bij het klimmen is, in mijn optiek, toch nog steeds knopen en het begrijpen van het krachtenspel. Waar techniek en apparaatjes falen kan een knoop je redden. Of andersom? Nee, want een goed gelegde knoop faalt niet en die heb je altijd bij je. (Ja, de beide klimwerelden zullen wel over me heen vallen met commentaar. Wees welkom.)
Helmen
Nog zo’n onderwerp waar al veel over geschreven is en waar iedereen een mening over heeft. Globaal: een particulier mag alles en een werker mag niets. Wat is wet en wat is richtlijn? Voor recreatief bergklimmen heb ik een lichtgewicht helmpje en als ik in de boom hang om te werken met een kettingzaag (leve de accu-husq!) dan heb ik graag een helm met een paar oorkleppen en een vizier. Als ik als particulier voor mijzelf een boom klim, gewoon voor de gein, dan draag ik mijn leren hoed. Lekkere brede rand om de zon uit m’n ogen te houden.
Dagelijkse praktijk
Even heel praktisch gekeken: de recreant in de bergen loopt eerst een takke-eind de bergen in met z’n zooi op z’n rug voor hij bij de wand is. De boomverzorger heeft een auto en kruiwagens of trolleys om z’n gear naar de boom te brengen. Het alpine spul is daarom vaak veel lichter.
Verschillen
Ik denk, nu ik een poosje in beide disciplines meeloop, dat ik een verschil zie in de tendens van de lichaamsbouw van de beide soorten klimmers. Boomklimmers lijken gemiddeld wat steviger of zwaarder dan de echte sportklimmers die een slankere of zelfs pezige bouw lijken te hebben. Dat is best logisch lijkt me.
In de bergsport zijn trouwens heel wat meer vrouwen actief dan in de boomverzorging. De houding naar vrouwen toe lijkt bij de boomverzorger ook heel anders te zijn. Iets met mannen onder elkaar waarschijnlijk.
Er is zelfs, en nu wordt het een beetje zweverig, een spiritueel verschil. De boom leeft en ik geloof dat dat voelbaar is. Vooral als je het boomklimmen recreatief inzet, en je er voor open staat, is dat voelbaar. Ik denk zelfs dat ik het ‘karakter’ van de individuele boom kan voelen. Misschien leeft een rots ook maar dat voel ik niet. Meestal val ik mensen maar niet te veel lastig met m’n gevoel. Behalve bij een boom-yoga-sessie.
Overeenkomsten
Toch zijn er overeenkomsten… Ik heb er al een paar genoemd. De namen en aard van de materialen, het graag heel blijven en het verblijf op hoogte. En er zijn er nog een paar: genieten van buiten zijn, natuurbeleving, broedseizoen, spanning en meestal relaxte lui. Maar de belangrijkste overeenkomst is, wat mij betreft, het gevoel van vrijheid. Boven in de boom en hangend aan de rotswand voel ik me vrij. Dan ben ik écht even weg van de dagelijkse hectiek. Het doet iets met me. Het versterkt mijn focus en mijn wilskracht. Het geeft me interne rust. Het relativeert. En in de boom voel ik dat effect nog meer dan in de rotsen.
Fusion!
De vereniging van twee disciplines: plezier + klimmen in een plat land = recreatief boomklimmen!
Na het volgen van de basiscursus boomklimmen stopte het niet. Daarna deed ik de Pro-cursus, en daarna de SRT-cursus, en daarna de rescue-cursus, en daarna nog veel meer. Tweedegraads docent was ik al 15 jaar dus voor groepen staan, instructie geven en aansluiten bij mensen zat er al in. Ik heb ook delen van het ETW traject gedaan bij PCbomen omdat ik meer van bomen wilde weten en ze wilde kunnen keuren voor het recreatieve boomklimmen. Het was een behoorlijk traject maar nu ben ik boomkliminstructeur. Ik doe boomverzorging (samen met Trinova in Den Hoorn) en ik doe boomkroonbeleving. En daar ben ik het meest trots op. Het lukt me om er (voor een flink deel) van te leven. Ik faciliteer recreatieve boomklimmers. Ik geniet dagelijks van mijn werk. Dat doe ik onder de noemer Boombaard Boomklimmen. Verjaardagen van 8 tot 80 jaar, vrijgezellenfeestjes van mannen en vrouwen, T5 geocaching, markten en braderieën, familiebijeenkomsten, enzovoorts.
Kinderen tot 14 mogen (van mij) zichzelf niet zekeren dus dan bouw ik een toprope (zoals in de klimhal) en waar nodig plaats ik wat klimgrepen in de boom. Voor oudere kinderen en volwassenen bouw ik diverse DRT systemen naast elkaar in dezelfde boom met een rescuelijn (mijn eigen professionele set) er naast. De vereniging van bergsport en boomverzorging is compleet. Voor mij is Nederland niet plat meer!